Перевод: со всех языков на нидерландский

с нидерландского на все языки

С нидерландского на:
Все языки
Со всех языков на:
Все языки
Английский
Немецкий
Нидерландский
Русский
Французский

met elkaar

Толкование Перевод

1 met halfway

ontmoetten halverwege, kwamen elkaar halverwege tegen

English-Dutch dictionary > met halfway
2 correspondre

correspondre [korrespõdr]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈+ à〉overeenkomen, -stemmen (met) ⇒ beantwoorden (aan), kloppen (met)

2 met elkaar in verbinding staan 〈 van kamer, zee enz.〉 ⇒ met elkaar verbonden zijn

3 〈+ avec〉 (met elkaar) corresponderen ⇒ in briefwisseling zijn, staan (met elkaar), briefwisseling houden (met elkaar)

4 〈 van vervoermiddelen〉 (op elkaar) aansluiten ⇒ (met elkaar) corresponderen

♦voorbeelden:

1 cela lui correspond bien • dat is typisch iets voor hem, haar

votre théorie ne correspond à rien • uw theorie mist iedere grondslag

cela ne correspond à rien • dat stelt niets voor

II se correspondre 〈 wederkerend werkwoord〉

1 met elkaar overeenkomen, -stemmen

2 met elkaar in verbinding staan, verbonden zijn

3 op elkaar aansluiten

1. v
(à)

1) overeenkomen (met)

2) met elkaar verbonden zijn
2. correspondre (avec)
v

(à)

1) (met elkaar) corresponderen

2) (op elkaar) aansluiten
3. se correspondre
v

(à)

1) met elkaar overeenkomen

2) met elkaar in verbinding staan

3) op elkaar aansluiten

Dictionnaire français-néerlandais > correspondre
3 voir

voir [vwaar]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 zien

2 erop toezien ⇒ opletten

♦voorbeelden:

1    on commence à y voir clair • we beginnen het te snappen

voir rouge • een rood waas voor de ogen hebben, krijgen; 〈 figuurlijk〉 in blinde woede ontsteken

il voit trouble • het schemert hem, alles danst hem voor de ogen

on ne voit pas à dix pas • je kunt geen hand voor ogen zien

ne voir que par les yeux de qn. • blindelings op iemands oordeel afgaan

je n'y vois goutte • ik zie niets

2    il va voir à nous loger • hij zal zien, proberen ons ergens onder te brengen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 zien ⇒ getuige zijn van, beleven, meemaken

2 bezoeken ⇒ opzoeken, bezichtigen

3 ontmoeten ⇒ zien, spreken met, omgaan met

4 (in)zien ⇒ constateren, ondervinden

5 bekijken ⇒ nagaan, zien

6 bezien ⇒ beoordelen, beschouwen

7 voor zich zien ⇒ zich een voorstelling maken van, begrijpen

♦voorbeelden:

1    avoir vu la guerre de 14 • de Eerste Wereldoorlog hebben meegemaakt

vous m'en voyez ravi • ik ben er verrukt van

〈 informeel〉 qu'il aille se faire voir • hij kan naar de bliksem lopen

se faire voir • zich vertonen, zich laten zien

il ferait beau voir que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het zou een mooie grap zijn als

voir venir qn. • iemand doorhebben

en voir (de belles, de toutes les couleurs) • heel wat narigheid meemaken

en avoir vu bien d'autres • nog wel wat anders meegemaakt hebben

en faire voir à qn. • iemand het leven zuur maken

on aura tout vu • dat is het toppunt

je voudrais vous y voir • ik zou u wel eens in mijn plaats willen zien

regarder qn. sans le voir • door iemand heen kijken

〈 schaken〉 mener une partie sans voir • blind schaken

il faut voir venir • we moeten afwachten

2    voir un avocat • een advocaat raadplegen

aller voir qn. • iemand opzoeken

je ne peux pas le voir • ik kan hem niet uitstaan

je ne le vois plus • ik heb het contact met hem verbroken

3    pourrais-je voir le patron? • zou ik de baas kunnen spreken?

5    voir un malade • een patiënt onderzoeken

allez voir là-bas si j'y suis • hoepel op, laat me met rust

voyons! • kom aan!

6    voir grand • grote plannen hebben

c'est à voir • dat staat te bezien

ne voir que l'argent • alleen maar oog voor het geld hebben

7    je le vois d'ici, je vois ça d'ici • ik zie dat duidelijk voor me

voir les choses en noir • een pessimistische kijk hebben

je ne le vois pas en médecin • ik zie geen dokter in hem

voir qn. en bienfaiteur • iemand als zijn weldoener zien

¶    essaie voir • probeer het maar, als je durft

je vois • ik begrijp het

n'avoir rien à voir dans, avec une affaire • niets te maken hebben met een zaak

cela n'a pas grand-chose à voir avec mes idées • dat heeft niet veel te maken met mijn ideeën

essaie un peu pour voir! • probeer maar eens als je durft!

cela n'a rien à voir • dat heeft er niets mee te maken

  → feu, jour, vivre

III se voir 〈 wederkerend werkwoord〉

1 gezien worden

2 zich zien

3 te zien zijn ⇒ gebeuren

4 met elkaar omgaan ⇒ elkaar bezoeken

5 elkaar zien

♦voorbeelden:

2    elle ne s'est pas vue mourir • zij is gestorven zonder er weet van te hebben

elle s'est vu refuser l'entrée • men heeft haar de toegang geweigerd

3    cela ne s'est jamais vu • dat is nog nooit vertoond

  → nez

4    ne pas pouvoir se voir • elkaar niet kunnen uitstaan

1. v
1) zien

2) bezoeken

3) ontmoeten

4) inzien, constateren

5) bekijken

6) bezien

7) begrijpen
2. se voir
v

1) gezien worden

2) zich zien

3) gebeuren

4) met elkaar omgaan

5) elkaar zien

Dictionnaire français-néerlandais > voir
4 mélanger

mélanger [meelãzĵee]

〈 werkwoord〉

1 (ver)mengen (met) ⇒ combineren, versnijden 〈 wijn〉 ⇒ kruisen 〈 dieren〉

2 met elkaar verwarren ⇒ overhoop gooien, door elkaar halen

♦voorbeelden:

1    mélanger le bleu au rouge, avec le rouge • blauw en rood met elkaar combineren

mélanger une chose et une autre chose • twee dingen met elkaar verenigen, combineren

  → carte

2    mélanger les mots • over je eigen woorden struikelen

1. v
1) (ver)mengen (met)

2) combineren

3) versnijden [wijn]

4) kruisen [dieren]

5) dooreengooien
2. se mélanger
v

1) zich met elkaar vermengen

2) neuken

Dictionnaire français-néerlandais > mélanger
5 interrelate

v. met elkaar in verband brengen; met elkaar in verband staan

interrelate

[ - rilleet]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 met elkaar in verband staan ⇒ met elkaar verbonden zijn

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 met elkaar in verband brengen

English-Dutch dictionary > interrelate
6 contredire

contredire [kõtrədier]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 tegenspreken ⇒ betwisten, bestrijden

2 in strijd zijn met ⇒ strijdig zijn met, in tegenspraak zijn met

3 〈 juridisch〉 weerleggen ⇒ het tegenbewijs leveren van, ontzenuwen

II se contredire 〈 wederkerend werkwoord〉

1 elkaar, zichzelf tegenspreken

2 niet met elkaar overeenstemmen

1. v
1) tegenspreken, bestrijden

2) strijdig zijn (met)

3) weerleggen [juridisch]
2. se contredire
v

1) elkaar/zichzelf tegenspreken

2) niet met elkaar overeenstemmen

Dictionnaire français-néerlandais > contredire
7 rencontrer

rencontrer [rãkõtree]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 ontmoeten ⇒ tegenkomen, vinden

2 stuiten op ⇒ in botsing komen met

♦voorbeelden:

1    rencontrer de l'opposition chez qn. • tegenstand van iemand ondervinden

II se rencontrer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 elkaar ontmoeten ⇒ bij elkaar komen

2 zich voordoen ⇒ voorkomen

3 met elkaar in botsing komen

♦voorbeelden:

1    〈 figuurlijk〉 se rencontrer avec qn. • dezelfde mening hebben als iemand

  → esprit

2    il se rencontre des gens qui … • er zijn mensen die …

1. v
1) ontmoeten, tegenkomen

2) in botsing komen (met)
2. se rencontrer
v

1) elkaar ontmoeten

2) zich voordoen

3) met elkaar in botsing komen

Dictionnaire français-néerlandais > rencontrer
8 gegeneinander

gegeneinander

1 tegen elkaar ⇒ tegen mekaar

2 voor, jegens elkaar

3 tegenover elkaar

♦voorbeelden:

1 etwas gegeneinander halten • iets tegen elkaar houden, (met elkaar) vergelijken

etwas gegeneinander stellen • (a) iets tegen elkaar zetten, plaatsen; (b) iets tegenover elkaar plaatsen, stellen, iets met elkaar confronteren

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > gegeneinander
9 interlock

n. interlock (soort stof)
--------
v. verbinden; (in elkaar) grijpen

interlock¹

[ - lok] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 interlock 〈 type breigoed〉

————————

interlock²

[ - lok]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 in elkaar grijpen ⇒ nauw met elkaar verbonden zijn

♦voorbeelden:

1 these problems interlock • deze problemen hangen nauw met elkaar samen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈 vaak passief〉 met elkaar verbinden ⇒ aaneenkoppelen

English-Dutch dictionary > interlock
10 mix

n. mengsel, mengeling
--------
v. mixen; vermengen; omgaan met; inschenken; vloeistof gieten in een goedkopere vloeistof (wijn bij water)

mix¹

[ miks] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 mengeling ⇒ mix

2 mengsel

————————

mix²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 zich (laten) (ver)mengen

2 kunnen opschieten ⇒ elkaar verdragen

3 〈Brits-Engels; informeel〉 tweedracht zaaien

♦voorbeelden:

2   they don't mix well • ze kunnen niet met elkaar opschieten

     mix with • omgaan met

→ mix in mix in/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (ver)mengen ⇒ dooreenmengen

2 bereiden ⇒ mixen

3 〈 techniek, technologie〉 mixen 〈 geluid〉

♦voorbeelden:

1   〈 figuurlijk〉 mix business with pleasure • het nuttige met het aangename verenigen

     mix one's drinks • door elkaar drinken

2   he was mixing a salad • hij was een slaatje aan het klaarmaken

¶ 〈 informeel〉 mix it (up) • elkaar in de haren zitten, knokken

→ mix in mix in/, mix up mix up/

English-Dutch dictionary > mix
11 combattre

combattre [kõbaatr]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 vechten ⇒ strijd leveren 〈 ook figuurlijk〉

♦voorbeelden:

1 combattre à l'arme blanche • man tegen man vechten

combattre de politesse • met elkaar wedijveren in beleefdheid

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 vechten met, tegen ⇒ strijden tegen, bestrijden 〈 ook figuurlijk〉

III se combattre 〈 wederkerend werkwoord〉

1 met elkaar vechten ⇒ elkaar bevechten, bestrijden

1. v
vechten (met)
2. se combattre
v

elkaar bestrijden

Dictionnaire français-néerlandais > combattre
12 entendre

entendre [ãtãdr]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 horen

2 luisteren naar ⇒ (aan-, ver)horen

3 begrijpen ⇒ verstaan (onder), opvatten

4 bedoelen ⇒ de bedoeling hebben

5 (hebben) willen ⇒ verlangen

♦voorbeelden:

1    entendre dire que • horen, vernemen dat

entendre parler de qc. • ergens van horen

il entendra parler de moi • hij hoort nog van mij 〈 dreigend〉

à l'entendre • als je hem mag geloven

2    aller entendre une conférence • naar een lezing gaan

entendre la messe • de mis bijwonen

3    donner à entendre que, laisser entendre que 〈+ aantonende wijs〉 • te verstaan geven dat

5    faites comme vous l'entendez • doe wat u het beste lijkt

  → plaisanterie, sourd¹

II s'entendre 〈 wederkerend werkwoord〉

1 elkaar begrijpen ⇒ het met elkaar eens zijn, het eens worden

2 het met elkaar kunnen vinden ⇒ met elkaar op kunnen schieten

3 verstand hebben (van)

4 opgevat, begrepen (kunnen) worden

5 gehoord worden

♦voorbeelden:

2    nous ne sommes pas faits pour nous entendre • we passen niet bij elkaar

  → chien, larron

3    s'y entendre • er verstand van hebben

5    se faire entendre • te horen zijn, (weer)klinken

¶    cela s'entend • dat spreekt vanzelf

v

1) horen

2) luisteren (naar)

3) begrijpen

4) bedoelen

5) willen, verlangen

Dictionnaire français-néerlandais > entendre
13 date

n. datum; interview; dadel
--------
v. datum; uitgaan met

date¹

[ deet]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 dadel

2 〈 verkorting〉[date palm]

3 datum ⇒ dagtekening

4 afspraak ⇒ 〈 informeel〉 afspraakje

5 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 vriend(innet)je ⇒ partner, ‘afspraakje’

♦voorbeelden:

4   we made a date to meet tomorrow • we hebben afgesproken morgen bij elkaar te komen

     it's a date • afgesproken

→ blind blind/

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 tijd(perk) ⇒ periode

2 (levens)duur

♦voorbeelden:

1   of (an) early/(a) late date • uit een vroege/late periode

¶ go out of date • in onbruik raken

     out of date • verouderd; ouderwets

     to date • tot op heden

     up to date • bij (de tijd), modern, geavanceerd; volledig bijgewerkt

     bring up to date • bijwerken, moderniseren

III 〈 meervoud〉

1 geboorte- en sterfjaar

————————

date²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 verouderen ⇒ uit de tijd raken/zijn

2 dateren

3 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 afspraakjes hebben ⇒ uitgaan

♦voorbeelden:

2   date back to • stammen/dateren uit

     date from • stammen/dateren uit

3   Peter and Jane have been dating for a year • Peter en Jane gaan al een jaar met elkaar om

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 dateren ⇒ dagtekenen

2 dateren ⇒ de datum/ouderdom vaststellen van

3 de ouderdom verraden van ⇒ een ouderwets cachet verlenen aan

4 omgaan/uitgaan met ⇒ afspraakjes hebben met, vrijen met

♦voorbeelden:

2   date a painting • een schilderij dateren

     date something to a certain period • iets aan een bepaald tijdvak/tijdperk toeschrijven

3   that dates me, doesn't it! • nu weet je meteen hoe oud ik ben!

     the model of the car dates it at about 1900 • gezien het model dateert de auto van rond 1900

4   date each other • met elkaar omgaan

English-Dutch dictionary > date
14 équilibrer

équilibrer [eekieliebree]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 in evenwicht brengen ⇒ 〈 begroting〉 sluitend maken

2 (uit)balanceren ⇒ 〈 wielen van auto〉 uitlijnen

♦voorbeelden:

1 poids équilibrant • tegenwicht

équilibrer les recettes et les dépenses • inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen

II s'équilibrer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 tegen elkaar opwegen ⇒ elkaar in evenwicht houden

2 met elkaar in evenwicht komen

3 zijn evenwicht vinden ⇒ zich stabiliseren

1. v
in evenwicht brengen
2. s'équilibrer
v

1) elkaar in evenwicht houden

2) met elkaar in evenwicht komen

3) zich stabiliseren

Dictionnaire français-néerlandais > équilibrer
15 embrouiller

embrouiller [ãbroejee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 in de war maken

2 ingewikkeld maken

3 van de wijs brengen

4 met elkaar verwarren

II s'embrouiller 〈 wederkerend werkwoord〉

1 in de war raken ⇒ ingewikkeld worden

2 van de wijs raken

3 met elkaar verward raken

♦voorbeelden:

2 s'embrouiller dans les dates • data door elkaar halen

1. v
1) verwarren

2) ingewikkeld maken

3) van de wijs brengen
2. s'embrouiller
v

1) in de war raken, ingewikkeld raken

2) van de wijs raken

3) met elkaar verward raken

Dictionnaire français-néerlandais > embrouiller
16 fréquenter

fréquenter [freekãtee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 vaak bezoeken ⇒ regelmatig gaan naar 〈 van plaats, theater, kerk, café〉

2 omgaan met ⇒ vaak zien

♦voorbeelden:

2 fréquenter une jeune fille • met een meisje gaan

II se fréquenter 〈 wederkerend werkwoord〉

1 elkaar vaak zien ⇒ met elkaar omgaan

1. v
1) vaak bezoeken

2) omgaan (met)
2. se fréquenter
v

met elkaar omgaan

Dictionnaire français-néerlandais > fréquenter
17 thick

adj. dik; dicht; vol; dicht opeen; domoor; vriendelijk
--------
adv. dicht op elkaar; in overdaad; in een dikke laag
--------
n. dichtste/drukste/actiefste gedeelte, drukte, midden

thick¹

[ θik] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 voornamelijk the〉dichtste/drukste/actiefste gedeelte ⇒ drukte, midden

2 〈 the〉het dikste/dikke gedeelte/stuk ⇒ dik(te)

♦voorbeelden:

1   in the thick of the battle • in het heetst van de strijd

     in the thick of the mob • midden in de massa

     be in the thick of it • er midden in zitten

2   the thick of the thumb • het dik van de duim

¶ through thick and thin • door dik en dun

————————

thick²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 dik ⇒ breed 〈 lijn〉; vet 〈 lettertype〉; zwaar(gebouwd); (op)gezwollen; onduidelijk, dubbel 〈 tong〉

2 dik/dicht ⇒ 〈+with〉 dicht bezet/bezaaid/opeengepakt (met), druk; 〈+with〉 vol (van/met), overvloedig; weinig vloeibaar/doorzichtig; mistig, betrokken 〈 weer〉

3 zwaar 〈 accent〉

4 dom ⇒ traag van begrip

5 〈 informeel〉 intiem ⇒ dik bevriend

6 〈 informeel〉 kras ⇒ sterk (overdreven)

♦voorbeelden:

1   a thick board • een dikke plank

     two inches thick • twee inch dik

     thick type • vette letter

     a voice thick with sleep • een slaperige stem

2   thick on the ground • dik gezaaid, zeer talrijk/frequent

     a thick head • een houten kop

     the crowd grew thicker • er kwam voortdurend meer volk bij

     the sky was thick with planes • de lucht zag zwart van vliegtuigen

4   〈 slang〉 as thick as two short planks • zo dom als het achtereind van een varken

5   be as thick as thieves • de beste maatjes met elkaar zijn

     very thick with • dik bevriend met

6   a bit thick • nogal/al te kras

¶ give someone a thick ear • iemand een oorveeg geven

     get the thick end of the stick • aan het kortste eind trekken

     have a thick skin • een olifantshuid hebben

     he has a thick skull • hij is traag van begrip

     lay it on thick • f overdrijven

————————

thick³

〈 bijwoord〉

1 dik ⇒ breed; vet; onduidelijk

2 dik/dicht ⇒ dicht opeengepakt/op elkaar; talrijk, overvloedig

♦voorbeelden:

2   the snow lay thick everywhere • er lag overal een dik pak sneeuw

     blows came thick and fast • het regende slagen

English-Dutch dictionary > thick
18 amalgamer

amalgamer [aamaalgaamee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 met elkaar vermengen

2 met elkaar combineren

II s'amalgamer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich met elkaar vermengen

2 zich combineren (met)

3 samendrommen

Dictionnaire français-néerlandais > amalgamer
19 couple

n. paar
--------
v. paren vormen, copuleren; met elkaar in verband brengen

couple¹

[ kupl] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 koppel ⇒ paar, span

2 (echt)paar ⇒ stel

♦voorbeelden:

1   in couples • twee aan twee

     a couple of • twee; 〈 informeel〉een paar, een stuk of twee/wat 〈 niet meer dan drie〉

————————

couple²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 paren vormen

2 paren ⇒ copuleren

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (aaneen)koppelen ⇒ verbinden, aanhaken

2 twee aan twee opstellen ⇒ paren

3 trouwen ⇒ in de echt verenigen

4 (met elkaar) in verband brengen ⇒ gepaard laten gaan

♦voorbeelden:

1   two more carriages were coupled on • er werden nog twee rijtuigen aangehaakt

     couple up • aan elkaar koppelen

4   for most people bullfighting is coupled with Spain • de meeste mensen associëren stierenvechten met Spanje

English-Dutch dictionary > couple
20 intercommunicate

v. onderling contact hebben, communiceren

intercommunicate

[ - kəmjoe:nikkeet] 〈zelfstandig naamwoord: intercommunication〉

1 onderling contact hebben/(onder)houden ⇒ met elkaar communiceren

2 met elkaar verbonden zijn 〈van kamers enz.〉 ⇒ met elkaar in verbinding staan

English-Dutch dictionary > intercommunicate

Страницы

См. также в других словарях:

List of vegetarians — This is a list of notable people with articles in Wikipedia who are known to be vegetarians. AustraliaVegans*Andrew Bartlett *Peter Brock *Tom Crease *Bernard Fanning *Andrew G *Jay and the Doctor *Steve Kilbey *Fiona Nash *Peter Singer *Peter… … Wikipedia
Socialistische Partij — Sozialistische Partei Parteivorsitzender Jan Marijnissen … Deutsch Wikipedia
Socialistische partij — Vorsitzender Logo (Jan Marijnissen) Wahlspruch: menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit „Menschliche Würde, Gleichheit und Solidarität“ Basisdaten Gründungs … Deutsch Wikipedia
Hoyte van Hoytema — (* 4. Oktober 1971 in Horgen, Schweiz) ist ein niederländischer Kameramann. Inhaltsverzeichnis 1 Leben 2 Filmografie (Auswahl) 3 Auszeichnungen … Deutsch Wikipedia
Grammaire Néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Grammaire neerlandaise — Grammaire néerlandaise le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Grammaire néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 Het ou … Wikipédia en Français
Вен, Герман ван — Герман ван Вен Герман ван Вен на концерте (1998 год) Основ … Википедия
List of Jacques Brel cover versions — The following artists all have covered songs of Jacques Brel. Songs written by Brel but not recorded by Brel himself are shown in bold. NOTOC 0 93 J s:* Liefde van later (Single, 2007)4 Walls:* Ces gens là (Van de CD Which side are you on , 2004) … Wikipedia
Liste De Films Néerlandais — Liste de films néerlandais, par ordre chronologique Sommaire 1 Avant 1950 2 1950 1959 3 1960 1969 4 1970 1979 … Wikipédia en Français
Liste de films neerlandais — Liste de films néerlandais Liste de films néerlandais, par ordre chronologique Sommaire 1 Avant 1950 2 1950 1959 3 1960 1969 4 1970 1979 … Wikipédia en Français

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

met elkaar

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

met elkaar

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: